Berk
Betula sp.
Berkenfamilie (Betulaceae)
De witte godin
De berk staat symbool van licht en nieuw leven en is vanwege zijn wit gekleurde, loslatende schors, goed te herkennen. De bast is echter niet altijd wit; er is een variëteit in tinten van geelachtig, roze, rood tot zwart.
De berk is een echte pionier, licht minnend en snelgroeiend. Hij verschijnt als eerste in een nieuw bos. Zijn zaden kunnen kilometers ver vliegen met als doel om buiten het bos te landen en daar nieuwe leefgebieden te ontsluiten. Hij groeit snel en soms verdwijnt hij binnen 50 jaar alweer om plaats te maken voor andere boom- of struiksoorten of grasbegroeiingen.
De berk wordt niet oud, slechts zo’n 60 jaar en 12 tot 20 meter hoog. Als hakhout echter aanzienlijk ouder, zeker 150 jaar. Berken hebben een ijle, luchtige kroon. Ze bloeien 's winters met opvallend gele, rupsvormige, hangende katjes. De staande vrouwelijke bloeiwijzen zijn met kopschubben omgeven. Het stuifmeel verspreidt zich door de wind. De vrucht is een klein dubbel gevleugeld nootje. Ze hebben dunne loten met grote, kegelvormige, dikwijls kleverige knoppen.
In Nederland komen oorspronkelijk ruwe berk (Betula pendula), zachte Berk (Betula pubescens), ruwe berk x zachte berk (Betula x aurata) en Karpatenberk (Betula pubescens subsp. carpathica) voor. De berk is uiterst winterhard en komt voor op het noordelijk halfrond. Het is de enige boomsoort die van nature voorkomt op Groenland en IJsland.
De berk leeft in symbiose met bodemschimmels, zoals de vliegenzwam, die lang niet altijd bovengronds zichtbaar zijn. De berk is ook bekend vanwege zijn ‘heksenbezems’. Min of meer bolronde bosjes dunne twijgen in de boom, ontstaan door abnormale groei van jonge takjes, veroorzaakt door een schimmel die met z'n zwamdraden op die plek in de schors is doorgedrongen.
Meerstammige bomen komen bij zachte berk van nature voor. De zachte berk heeft het liefst vochtige bodems.